Bengaal

De Bengaal is een relatief nieuw kattenras.  De kruising van wilde katten stamt oorspronkelijk uit de VS, daar voerde de geneticus Jean Mill in 1963 de eerste fokexperimenten met de in Zuid-Azië gevestigde Aziatische luipaard-kat Prionailurus bengalensis bengalensis en een huiskat. Het doel was een tamme huiskat met het uiterlijk van zijn wilde, oorspronkelijke voorouders.  In 1983 werd het ras bij de TICA geregistreerd. 

 

Karakter:

 Een Bengaalse kat houdt ervan de aandacht te trekken en is erg speels. Ze zijn erg vriendelijk en nieuwsgierig en geven graag kopjes.  Ze zijn erg actief en kunnen perfect samen leven met andere huisdieren.  De Bengaal houdt van lichaamsbeweging en heeft daarom ook de nodige ruimte nodig.  Hij is gek op water en  daarom ook regelmatig terug te vinden in de badkamer.  Ze zijn zeer intelligent en leren snel nieuwe dingen bij.  Ze behouden graag een het overzicht over hun territorium.  Klimtorens/krabpalen zijn dus zeker een must.  Het is zeker geen schootkat. 

De gemiddelde leeftijd varieert tussen de 9 tot 13 jaar.

 

 

Uiterlijk:

De  Bengaal heeft het uiterlijk van een wilde kat of een tijger. 

Lichaam: vrij lang, gespierd en goed ontwikkeld met zware beenderen.  De achterpoten zijn iets langer dan de voorpoten. De voeten zijn relatief groot en rond.

Kop is wigvormig,  wat kleiner in verhouding met de rest van het lichaam. 

Neusrug is lang en breed met een lichte welving waar de neusrug overgaat in het schedeldak. 

Ogen zijn groot en amandelvormig ot rond.

Oren zijn eerder klein , breed aangezet en lichtjes naar voren gericht.

Staart voelt stevig aan,  heeft een gemiddelde lengte met een afgeronde punt.

Ze hebben en gladde, dikke zijdezachte vacht en komen voor in verschillende kleuren en patronen .

 

De vacht van een Bengaal heeft weinig verzorging nodig.  Het wordt zelfs afgeraden om de kat regelmatig te kammen.  Deze raskatten zijn perfect in staat om zichzelf schoon te houden.